Streetwise:
Rulstraat
Piet van Rielstraat? Nee, gewoon Rulstraat. Er stroomde,
en volgens sommigen stroomt er nu nog, maar dan ondergronds, een
riviertje of beekje dat de Rul of 'ut Rulleke' heet. Het zou ontspringen
in de 'Seterse Bergen'. In de 19e eeuw was het ook in Oosterhout
met de stadshygiëne niet zo best gesteld. Stinkende mesthopen
en afvalkuilen. 'De verschillende goten en gootjes die samen een
lengte hebben van vijf kilometer, wateren af in het smalle beekje
de Rul dat op zijn beurt in de haven uitkomt.'
Nou
ja, lees en huiver! Over looier Lukwel die zijn stinkende afvalwater
in een kuil loosde en een gemeenteraad die zich afvroeg of je
daar wel wat aan moest doen, want stank kon toch geen kwaad. En
namen noemen gaf al helemaal geen pas: kon als 'erg persoonlijk'
worden ervaren! Een 'park' (nou ja, park---) naar die stinkerd
noemen mocht blijkbaar wel!! In 1892 komt er een voorstel in de
raad om de gemeentelijk mesthopen in de Rulstraat (en op de Schapendries)
te verplaatsen in verband met de gezondheid van de kinderen die
de ernaast gelegen scholen bevolkten. Vooral de situatie in de
Rulstraat behoefde volgens B & W verbetering. Zo geschiedde:
de mesthoop in de Rulstraat verdween! En Piet van Riel kwam.
PIET
VAN RIEL
Piet de Kunstschilder is niet geboren in de Rulstraat. Kleuren
zag hij voor het eerst in de Korte Hoogstraat. 'In 't Loegje.
Ik ben een Loeganees. Dat is een woord dat ik zelf verzonnen heb,
hoor!' lacht Piet. 'Ik ben een echte veurheier!' Maar na een maand
verhuisde Piet al naar de Rulstraat, waar hij op 2 adressen woonde.
Eerst op nummer 15 en later op 23. Piet woonde er 22 jaar.
Piet kan zich niets herinneren van beekjes of mesthopen. Daar
is hij te jong voor: 60. Maar ondanks gebrek aan mest in de Rulstraat
groeide hij toch voorspoedig op. Daar ontkiemde zijn schilderstalenten.
GEZELLIGE
ARMOEI
'Wij woonden naast het schoolstraatje, naast de bewaarschool.
Daar bewaarden ze kinderen. Mijn vader was handvormer. Eigenlijk
was die ook kunstenaar die maakte met de hand vormen voor de ijzergieterij.
Het ambachtelijke heb ik van hem. Ik heb een heel gezellige jeugd
gehad. Gezellige armoede ja! Maar we hebben nooit honger gehad.
Mijn vader kweekte zelf groenten in de moestuin. Dus in de tijd
van de sla aten we 3 weken sla. (Lachend: ) met een half ei. We
hadden ook veel vee. Kippen, kalkoenen, ganzen, duiven, vogels.
De ene dag aten we vlees en de andere dag alleen maar jus. Boontjes
met zout in de kelder. En wecken. Daar stond soms de schimmel
op, maar dat gaf niet zeien ze dan, 'da kunde er zo afhalen.'
HAVERMOUTSE
PAP
'We hadden een heel grote hof, veel speelruimte. Op het schoolplein
konden we ook spelen. De nonnetjes zaten naast garage Ligtvoet,
waar nou Minneboo is. Ik mocht misdienaar worden en boodschappen
voor ze doen. Rector Fick deed daar 's morgens om 7 uur de mis.
Daarna ging ik bij Dré Burger van Bavel, die had een sigarenwinkeltje,
havermoutse pap eten en als de melk zuur was, gewoon opeten. Elke
dag mocht ik om 4 uur na school naar de nonnetjes om boodschappen
te doen. Dan moest ik vragen: zijn er nog boodschappen? En dan
lieten ze me een half uur wachten en dan was 't: geen boodschappen
vandaag!' Maar Piet kan er gelukkig nog steeds om lachen. 'Ik
heb wat afgezien, ik heb wat afgezien! Die nonnen hadden een heel
scholencomplex. Lagere school, mulo, huishoudschool. Alles beheerden
die nonnen, alles! Zuster Mariaoeanita (Zuster Marihuana? Nee,
ik geloof Marieoenaita of zoiets) heeft me nog eens opgesloten.
Ging ik stiekem door een luikje het oud papierhok in op zoek naar
ouwe boeken en dan sloot ze het luikje en de deur af en zat ik
in het pikkedonker! (Lachend: ) Maar ik kwam er natuurlijk toch
wel uit.'
DE
PAUS
'We speelden met niks! Je moest wel creatief zijn. Boomhutten
bouwen, ezeltje strek je, tafeltje dek je. Weet ik veel, allemaal
van die onzinnige spelletjes. En er was ruimte. Tegenwoordig zit
je achter je pc'tje. Je kent heel de wereld, maar je durft op
zaterdag niemand goeiedag te zeggen.
Tegenover ons woonde Jan de Jong van de bakkerij. Die noemden
we allemaal 'de paus'. Die mocht alles hier in Oosterhout. Als
die langs kwam, maakte-ie altijd een zegenend gebaar en dan gingtie
weer verder. Tegenover hem zat Ton Ligtvoet, de smid. Als er wat
fout ging dan kwam Ton d'r bij. Hij zat bij de brandweer, bij
de BB, de Bescherming Bevolking, was EHBO'er en dokter. Die kon
alles. Ik verslikte me nogal eens in een snoepke dat ik bij Jan
de Jong kreeg, bij de paus, en dan ging m'n moeder met mij naar
Ton Ligtvoet. Die hieuw wat op m'n kop en sloeg me voor m'n kont
en dan was het weer goed. D'r zat nog Dries van den Heijkant,
de melkboer, bakker Geerts, daarnaast de suikerwarenfabriek, een
wagenmaker, een schildersbedrijf. Alles zat er, alles. Het was
een ondernemende straat. Aan de Rulstraat heb ik alleen maar goeie
herinneringen.'
DUIVENKOOI
'M'n allereerste atelier had ik gebouwd in een leegstaande duivenkooi.
Dat was op een bovenzoldertje. Daar heb ik m'n eerste schilderijen
gemaakt. Ik was van kleins af gefascineerd van verf, van kleur,
van bijzondere mensen. Jan van der Straeten en Anton Michielse.
Dat waren schilders. Ik kon uren staan kijken naar een schilderij.
Dan droomde ik daar in weg. Ik snapte d'r geen flikker van, maar
(met nadruk) ik vond het mooi, jongen. En ik wilde dat ook doen.
Dan vond ik ergens verf en een paar oude planken en daar schilderde
ik op. Later kwam m'n moeder erachter dat ik daar stiekem schilderijen
zat te maken. Maar ik mocht daar niet in door studeren, ik moest
een vak leren. Ik werd schademonteur, maar ik ben altijd blijven
schilderen. De laatste 20 jaar heb ik alleen maar geschilderd.
De grootste inspiratiebron voor mij is de natuur. Dorst, de Duiventoren.
En dat zal wel zo blijven. Creëren, iets maken is het mooiste
wat er is.'
Bron: Weekblad Oosterhout